“mager, in slecht zittende vodden gehuld, twee ongelijke klompschoenen aan de met wonden overdekte voeten, de schaarse bezittingen aan een touw om het middel geknoopt, stoppelhaar dat weer een beetje begon aan te groeien en een trieste uitdrukking op het gezicht.”

Uit: Een verborgen herinnering, Dunya Breur

Vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück

(1939-1945)
In het Pruisische dorp Ravensbrück, gelegen bij het toenmalige Mecklenburgse kuuroord Fürstenberg, gelegen aan de Schwedtsee, liet de SS in 1939 het grootste vrouwenconcentratiekamp op Duitse bodem bouwen. In het voorjaar van 1939 werden de eerste vrouwelijke gevangenen uit het concentratiekamp Lichtenburg naar Ravensbrück overgebracht. In april 1941 werd een mannenkamp toegevoegd, wat onder het bewind van de commandant van het vrouwenconcentratiekamp viel. In juni 1942 werd in de directe omgeving het zogenaamde ‘Jugendschutzlager Uckermark’ voor jonge vrouwen en meisjes opgericht. 
Tot 1945 werd het vrouwenconcentratiekamp gestaag uitgebreid. Als onderkomen voor de gevangenen liet de SS steeds meer barakken bouwen, in de herfst van 1944 werd bovendien een tent geplaatst.
Binnen de kampmuur ontstond een industrieafdeling met bedrijven voor traditioneel vrouwenwerk als kleermaken, weven en vlechten. Naast het kamp bouwde de Firma Siemens & Halske 20 werkplaatsen, waar de gevangenen vanaf de nazomer van 1942 dwangarbeid moesten verrichten. In de loop van de oorlog ontstonden in het hele Duitse Rijk meer dan 40 buitencommando’s waar de gevangenen uit Ravensbrück onder dwang te werk werden gesteld.
In de jaren 1939-1945 zijn in Ravensbrück ongeveer 132.000 vrouwen en kinderen en 20.000 mannen als gevangene geregistreerd, waaronder ca. 1000 Nederlandse vrouwen.
Op 6 september 1944 werd bij nadering van de geallieerde legers het kamp Vught ontruimd en dit had tot gevolg dat er ca. 750 vrouwen naar Ravensbrück werden getransporteerd. Een groot aantal van deze vrouwen ging vanuit Ravensbrück op transport naar zogenaamde arbeidscommando’s, zoals Telefunken in Reichenbach en IG-Farben in Dachau. De achtergeblevenen werden bij Siemens en andere commando’s in Ravensbrück te werk gesteld.
In Ravensbrück zijn 215 Nederlandse vrouwen overleden.
Ongeveer 1.000 jonge vrouwen kwamen terecht in het ‘Jugendschutzlager Uckermark’. De gevangenen van Ravensbrück waren afkomstig uit meer dan 40 landen. Onder hen waren joden, alsook Sinti en Roma. Tienduizenden werden vermoord, stierven door honger, ziekte of door medische experimenten. In het kader van de actie ’14f13′ werden gehandicapte gevangenen en zij die als arbeidsongeschikt werden beschouwd, vermoord. In de gaskamer van het ‘herstellingsoord’ Bernburg werden met hen ook joodse gevangenen vermoord.
Aan het eind van 1944 werd naast het crematorium een provisorische gaskamer ingericht. Hier liet de SS tussen eind januari en april 1945 circa 5.000 tot 6.000 gevangenen vergassen.
Vlak voor het einde van de oorlog evacueerden het Internationale-, het Zweedse- en het Deense Rode Kruis ongeveer 7.500 gevangenen naar Zweden, Zwitserland en Frankrijk. Ongeveer 280 Nederlandse vrouwen zijn naar Zweden geëvacueerd. Op grond van een ontruimingsbevel van Himmler liet kampcommandant Fritz Suhren de 20.000 overgebleven gevangenen in meerdere marscolonnes te voet naar het noordwesten voeren. Op 30 april 1945 bevrijdde het Rode Leger het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück, waar op dat moment nog zo’n 2.000 zieke gevangenen verbleven.
Met de bevrijding was het leed voor de meeste vrouwen, mannen en kinderen nog niet geleden. Velen van hen stierven in de daarop volgende weken, maanden en jaren. Ook de overlevenden leden nog tientallen jaren na hun bevrijding aan de gevolgen van hun gevangenschap in het concentratiekamp.
 rbkolonne-305x205 leven in de hel